In de Gouden Eeuw zwermden de Nederlanders uit over de wereld – om wille van de winst, maar soms ook in de hoop op een nieuwe wereld. De Zeeuw Pieter Plockhoy (c.1615-1664?) zocht een betere wereld, eerst op de Britse Eilanden en later in Amsterdams Amerika. Deze lezing vertelt over het leven en denken van deze ongebruikelijke Gouden Eeuwer.
In het spoor van Sint Maarten: liefdadigheid in Utrecht, c. 1300-1800
Utrecht was in de late middeleeuwen de grootste stad van Nederland, gewijd aan de heilige Sint Maarten. Deze heilige was beroemd om zijn liefdadigheid aan een arme bedelaar. In deze lezing wordt verteld hoe de Utrechtenaren in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd in zijn voetspoor de arme medemens poogden te helpen. Ze stichtten gasthuizen en hofjes, en hadden daar zo hun redenen voor.
Het Nederlandse hofje door de eeuwen heen
Veel Nederlandse steden – en soms ook dorpen – hebben hofjes, ooit door weldoeners gesticht voor ouderen. In deze lezing wordt verteld wat hofjes zijn, wie ze stichtten en waarom, en voor wie.
Om de wereld met Jan Struys. Een gewone man in de Gouden Eeuw als wereldreiziger
Jan Jansz Struys (1628-9-na 1694) uit Wormer was bestemd zeilmaker te worden, net als zijn vader. Maar in het Holland van de Gouden Eeuw lonkten dikwijls de verten. Hij zocht het avontuur – al dan niet vrijwillig – en zou tenslotte een bestseller schrijven over zijn ‘rampzalig reizen’. Deze lezing vertelt over deze globetrotter van eenvoudige afkomst en hoe hij zijn ‘rampzalige reizen’ omzette in sociale stijging.
Haarlemse hofjes, hun oprichting en voortbestaan
Haarlem telt vele fraaie hofjes. In deze lezing wordt verteld hoe de hofjes in Haarlem ontstonden, wie ze stichtten en waarom, en hoe de hofjesgedachte nog altijd voortleeft in de Spaarnestad.
Job op de mestvaalt? Hermanus Verbeeck (1621-1681) en de strijd om het bestaan in de Gouden Eeuw
Meestal blijft de gewone man in het verleden anoniem, maar een enkele keer doorbreekt een Jan Modaal uit vervlogen tijden het stilzwijgen en schrijft over zijn leven. Dat was het geval met de Amsterdamse middenstander Hermanus Verbeeck (1621-1681), wiens autobiografie leest als een kroniek van ongeluk en tegenslag. Hij zag zich als ‘Job op de mestvaalt’, en modelleerde zijn levensverhaal op het Bijbelse verhaal. Daarmee wekt Verbeeck wel eens de indruk zijn tegenslagen te overdrijven, want in werkelijkheid had hij het niet zo slecht. Niettemin biedt zijn autobiografie historici een fascinerende en zeldzame inkijk in het leven en denken van een gewone man uit de Gouden Eeuw, en de bedreigingen
Jan Adriaensz Leeghwater en de polders van de Gouden Eeuw
Jan Adriaensz Leeghwater (1575-1650) spreekt nog altijd zeer tot de verbeelding als verpersoonlijking van de zeventiende-eeuwse strijd tegen het water. Hij was betrokken bij veel van de grote inpolderingen in Noord-Holland en pleitte voor de droogmaking van de watermassa van het Haarlemmermeer. Nederlandse schrijvers hebben hem tot een waterstaatsheld van mythische omvang gemaakt, en daarbij de overdrijving niet geschuwd, en hem bijvoorbeeld ‘Hollands eigen Leonardo da Vinci’ genoemd. Maar ook als men de mythe doorprikt, blijft er toch het fascinerende verhaal van het leven van een technisch begaafde ‘gewone man’ die bijdroeg aan de bloei van de Gouden Eeuw. Een veelzijdig levensverhaal van dat ook zonder opkloppen van Leeghwaters vaardigheden en